Elisabeth Schimana – Höllenmaschine
Composition for the Max Brand Synthesizer:
Elisabeth Schimana
Operators:
Manon Liu Winter, Gregor Ladenhauf
Download the Booklet in English (pdf)
A journey into the depths of a unique machine, which is the legacy of the composer Max Brand; the ancestor of the Moog synthesizer, it is a monstrous instrument that took decades to develop. Played by a first-rate pianist, it bristles and rattles through the ether of subharmonic frequences. A journey to hell with no return.
The first circuit diagram by Bob Moog is dated to 1957. Over a period of more than ten years the young engineer Bob Moog together with the composer Max Brand developed this unic machine. The interface design bears traces of Max Brand, who used to play the machine and probably was one of the first studio musicians: 2 keyboards, 2 band manuals, 4 foot pedals! The heart is 2 master oscillators with frequency dividers generating up to 20 subfrequences, which can be regulated separately in three blocks by a matrix – and the first by Moog designed voltage controlled modules like VCA, VCO and VCF.
This machine ist the result of a collaboration between a visionary composer and a genius engineer and invites us to entice out its mighty sounds and elicit subtle vibrations from it.
Eine Reise ins Innere jener unikaten Maschine, die das Vermächtnis des Komponisten Max Brand, ein über Jahrzehnte entwickeltes Monster und der Urahn der Moog Synthesizer ist. Bedient von einer erstklassigen Pianistin, schnaubt und röchelt sie ihre subharmonischen Frequenzen durch den Äther. Eine Reise in die Hölle und nicht zurück.
Die ersten Schaltpläne für den Max Brand Synthesizer von Bob Moog sind mit dem Jahr 1957 datiert. In einem Zeitraum von mehr als 10 Jahren baute der damals junge Ingenieur nach den Ideen des Komponisten Max Brand diese einzigartige Maschine. Allein in der Interfacegestaltung hinterlässt Max Brand seine Spuren: 2 Tastaturen, 2 Bandmanuale, 4 Fußpedale! Herzstück sind die beiden Frequenzteiler mit je 20 Subfrequenzen und einer schaltbaren Matrix von 3 Blöcken mit je 4 x 20 Subharmonischen – dazu die ersten von Moog gebauten spannungsgesteuerten Module (VCA, VCF, VCO).
Diese Maschine ist das Produkt der Zusammenarbeit eines visionären Komponisten mit einem genialen Ingenieur und fordert uns auf sie als Maschine ernst zu nehmen und ihr ihre gewaltigen Klänge herauszuhämmern und ihre subtilen Schwingungen zu entlocken.
Reviews:
Bevor Robert Moog (1934-2005) in den 60ern seine ersten Modular-Moogs entwickelte, schraubte er schon ab 1957 für den Elektronikpionier Max Brand (1896-1980) auf Bestellung einen Ursynthesizer zusammen. Brand, Komponist der Erfolgsoper Maschinist Hopkins (1929) musste 1938 wegen seiner ‚jüdischen Gene‘ emigrieren. In den USA, wo er von 1940-75 lebte, kreierte er ab 1959 Elektronische Musik. Dank Maschinist Moog - Moog übrigens wie ‚Sog‘, nicht wie ‚Muh‘ - konnte er, technikgläubig wie die Düsentriebtäter im Space-Race-Fieber, tragisch und pathetisch wie seine gebrochene Biographie, Klanggebilde fabrizieren, bizarr wie Rhinozerosse. Ein im Max Brand Archiv im niederösterreichischen Langenzersdorf - Brand war nämlich auf seine alten Tage heimgekehrt - gehütetes Unikum diente bei der Ars Electronica 2009 - und inzwischen auch auf dem ISEA 2010 RUHR - als medienarchäologische Zeitmaschine mit der Aufführung von Schimanas Auftragskomposition durch Manon Liu Winter & Gregor Ladenhauf. Winter, namhafte Improvisatorin und Interpretin neutönerischer Musiken, bringt die Klangmaschine furios in Wallung. So schnell sich Tastaturen, Bandmanuale und Pedale bedienen lassen, erzeugt sie das gewellte und zerstotterte Pulsieren und Rauschen, das die Innsbrucker Komponistin, Medienarchäologin und Salon-Elise-Chefin ausgedacht hat. Glissandos und Stakkatos stoßen immer und immer wieder ineinander, brummig und bebend, mit immer neuen Nuancierungen und Rauschmustern durch wechselnde Filtereinstellungen. Nach 9 Min. ein Break. Aus anhaltender Beinahestille lösen sich nur noch fein sirrende Klangstriche in unterschiedlichen Schattierungen und Stärken. Ein motorisches Pulsieren gewinnt schließlich genug Kraft, um das letzte Drittel der 26 Min. zu prägen mit Zambonisound und Nähmaschinenfrequenzen. Poliert werden die Synapsen, tätowiert wird auf die bloße Haut. Ob der Maschinenzauber von himmlischen oder höllischen Mächten ausgeht, lässt sich nur im Menschenversuch erfahren.
Bad Alchemy
Anima ex Machina
Der Max Brand Synthesizer ist ein einzigartiger Klangerzeuger. Damit lässt sich fantastisch Maschinenlärm durch Raum und Körper und Hirn jagen.
Man hätte natürlich dabei sein müssen. 2009 wurde diese Aufnahme im Rahmen der Ars Electronica mitgeschnitten. Jedes Konzert auf dem Max Brand Synthesizer ist anders. Das Gerät ist ein Unikat aus den 1960er Jahren klingt nicht immer gleich, verändert sich mit Temperatur und Feuchtigkeit. Bei diesem selbstgebauten Klangerzeuger des österreichischen Komponisten Max Brand ist eigentlich nicht klar, ob er sich eher für die Live-Performance oder doch das Sound-Artefakt, die CD, eignet. Wenn sein Schall geschichtet wird, führt das live zu eigenartigen Überlagerungen. Klar ist aber, dass die Töne dieser Maschine keinem anderen Synthesizer gleichen. Das heißt: es gibt zwar ähnliche Funktionen und Schaltungen, aber wenn man den Max Brand Synthesizer erst einmal an seine Grenze bringt, schwingen die Frequenzen ganz ungewohnt durch den Raum. Das hört man selbst auf CD. Das Album »Kabelbrand« auf dem Wiener Label Moozak führte das bereits letztes Jahr vor. Die halbe Arbeit übernimmt die Maschine. Was der Interpret, der User, die Komponistin genau leistet, bleibt unklar.
Ein Unterschied von »Höllenmaschine« zu »Kabelbrand« ist unter anderem eine aufwändige Metallbox-Verpackung und ein hervorragendes Booklet. Darin wechseln die Komponistin Elisabeth Schimana und Medien-Uni-Ordinaria Ute Scholl zwischen Monolog und Dialog, zwischen Analyse und Literatur hin und her. Die Aufnahme selbst knattert unvermittelt los, ist nach einem Stillhalten in der zweiten Hälfte deutlich getragener, wird schleichend immer intensiver, als wäre die Fahrt ins Herz der Finsternis im Film »Apokalypse Now« vom Vietnam ins Weltall und ins Jahr 23.023 verlegt worden. Über 26 Minuten hinweg trägt die Maschine den Hörer durch flirrende, rauschende Klangkonstellationen, sie startet neu, surrt leise, stößt immer wieder schrillen Noise aus, steigert sich zunehmend, röhrt, schreit, wird intensiver, krächzt, kreischt -- aus.
The Gap
Welja. Dit is er een. Dit is zoon dag. Hou maar op. Ik weet het al. Ik weet het wel. Ik herken de vorm, de geur de kleur. Dit is nu presies zoon volmaakt onopvallende kutdag. Zoon dag als alle andere. Zoon dag van niets speesjaals. Dit er een. Dit is zoon dag.
Ik heb gewerkt maar ik heb niets gewerkt dat ik gisteren niet al werkte. Ik sloeg een praatje hier of daar. Met deze of met gene. Maar het waren allemaal praatjes voor de vaak en niemand heeft iets gezegd dat ik echt wilde horen. En het is huiswaarts dat ik keer nu. En ik heb deze weg al zo vaak gefietst en ik ga deze weg nog wel duuzend keer fietsen. Al die andere fietsers met hun koppen die ik al miljoenen keren heb gezien ken ik ook wel. Allemaal hebben ze lullige mutsjes op hun hoofd. En dur zal ook nooit es een vliegende schotel op dit fietspad staan.
En ik kom tuus en de post is die hopeloos normale zooi. Reklame, oninteressante enveloppen, weet ik veel wat, ik kan het niet eens meer zien. En het is koud in het kot, en het is donker in het kot. En ik doe de lichten aan, en misschien is er wel een e-mail, misschien heb ik wel mail, en natuurlijk is er geen mail. En moet ik nog zeggen dat helemaal niemand er vandaag aan heeft gedacht mij een es em esje te sturen?
Ik wil in de kast kruipen. Als een kleuter in de kast kruipen (hier zitten toch geen monsters?) maar mijn vrouw komt tuus en wil je wel geloven hoezeer ik haar gemist heb? Hoezeer ik ernaar snak haar te zien? Maar als ze dan binnenkomt is het gewoon maar mijn vrouw die binnenkomt en het is alsof ik haar vanoggend nog gezien heb (ik heb haar vanoggend ook nog gezien) en ik hou haar vast maar het is of ik haar vanoggend nog vastgehouden heb (ik heb haar vanoggend ook nog vastgehouden). En ze zegt iets, iets dat ik niet versta, en ze loopt naar de keukentafel en pleurt al haar werkspullen op de keukentafel en dan gaat ze zitten en ze schrijft iets op een papiertje. Misschien maakt ze een inkoopszettel, of ze heeft een leuk nummer gehoord zojuist op de autoradio en ze schrijft de naam van de uitvoerenden op. Misschien tekent ze een konijntje. Weet ik het.
En ik wil iets raars tegen haar zeggen. Iets als Zullen we zaterdag naar de solden? bijvoorbeeld. En dan Om felrode wandelschoenen te kopen tegen twintig prosent afslag? zeggen en dan kijken hoe ze reageert. Maar ze zit daar maar, met die pen en dat papier en ik zwijg. En later, bij het eten, praten we dan toch maar niemand zegt iets over de solden of felrode wandelschoenen.
Later die avond, als mijn vrouw de weeweewee op haar Hyvespagina ververst en ik met mezelf geen blijf weet neem ik uit verveling, uit pure verveling zeg ik je, uit pure & onversneden verveling die post van vandaag nog eens door en ineens zie ik daartussen een enveloppe zitten die toch niet zo dagdagelijks is als deze hele dag totnogtoe geweest is. Een moje donkergele enveloppe uit het buutenland. Zo zien wij die graag. ZO ZIEN WIJ DIE GRAAG brul ik en mijn vrouw vertikt zich van het verschieten. Ik scheur de enveloppe open gelijk één die niet helemaal goed bij zijn hoofd is. Er zit een blikje in.
Een blikje. Een plat blikje. Een plat, vierkant, ijzeren blikje. Om sigaren in te bewaren ofzo. Van die dunne wijvensigaren, u kent ze wel. Sigaretten kan ook wel. Weet ik het. Ik rook niet. Wie stuurt mij godverdomme een sigarettenkoker terwijl ik niet rook? Ik nie weet nie. Ik nie snap nie. Ik kwak het sigarettenkokertje terug op tafel en ga naar bed. Zomaar. Ineens. Zonder iets te zeggen. Dat zal ze leren.
Er gaan Nog van zulke dagen voorbij, of andere dagen misschien. Het sigarettenkokertje blijft me bezighouden. Wie stuurt zoiets? Bij het ontbijt zie ik het liggen. Op de keukentafel. Bij het avondnassen zie ik het nog steeds liggen. Op de keukentafel. Anders wel een mooi kokertje. Zou ik het iemand kado kunnen doen misschien? Ken ik iemand die rookt? Ik denk diep na. Vroeger wel. Vroeger kende ik wel wat mensen die rookten. Er waren vier of vijf of zes vriendinnen die rookten. Maar die zijn er nu niet meer. Hoe gaan die dingen? Die dingen gaan zo. Er zijn vrouwen, en later zijn die vrouwen er niet meer.
Tegenwoordig ken ik eigenlijk niemand meer. Laat staan dat die rookt. Ik ken mijn vrouw. Maar die rookt niet. Misschien moet ik zelf beginnen met roken. Alleen maar om dat kokertje te kunnen gebruiken. Dat moet er cool uit zien. Dat ik dan errugus sta, op de bus te wachten bijvoorbeeld en dat ik dan dat kokertje uit mijn borstzakje haal, er een sigaret uit pak (of een dun wijvensigaartje) en die dan opsteek, liefst terwijl ik iets mompel als Weertje he! tegen die klotenklapper die naast me staat (er staat altijd wel een klotenklapper naast je als je op de bus staat te wachten). Dat moet ik uitproberen. Hoe dat eruit ziet. Ik vat post voor de spiegel, en steek het kokertje in mijn borstzak.
Eruithalen. Openmaken. En—-/ Hoe heb ik het nu?
Er valt iets uit het kokertje. Een seedee. Er valt godverdomme een seedee uit me sigarettenkoker! Wiljewelgeloven. En daar blijft het niet bij. Er is ook nog een seedeeboekje uit gevallen. Ik bekijk het blikje beter en ik zie dat het helegaal geen blikkie is om sigaretten in te bewaren, het is een seedee! Nu ik beter zie, zie ik er niet meer naast. Er staan ook letters op. Die had ik eerst over het hoofd gezien omdat ze een beetje dezelfde kleur hebben als de achtergrond. Maar er staan wel degelijk letters: Elisabeth Schimana, staat er. En eronder: Höllenmaschine. En daaronder: elise.at. Staat er. Staat er allemaal.
Elisabeth Schimana - Höllenmaschine
Welja. Dit is dus de seedee Höllenmaschine van Elisabeth Schimana. Het betreft een kompozisie voor de Max Brand synthesizer. Het seedeeboekje formuleert het als volgt: “Eine Reise ins Innere jener unikaten Maschine, die das Vermächtnis des Komponisten Max Brand, ein über Jahrzehnte entwickeltes Monster und Urahn des Moog Synthesizer ist. Bedient von einer erstklassigen Pianistin, schnaubt und röchelt sie ihre subharmonischen Frequenzen durch den Äther. Eine Reise in die Hölle und nicht zurück.”- ja laat zulke lieriek rustig aan die duutsers over hoor.
Tis een orgeltje dames en heren. Tis een orgeltje dat gelijkt op die orgeltjes die je in de zeventiger jaren wel in mensen hun kot kon zien staan. Toen was dat allemaal heel normaal, dat je een orgeltje in je kot had staan. Naast het akwarium bijvoorbeeld. Dur zaten luu tussen die volgens mij heeltegaar geen orgel wisten te bespelen, maar die hadden er toch een in hun kot staan. Want toen was dat hip.
Zoon soort orgeltje (natuurlijk met dubbel klavier) maar dan ingebouwd in een bak met ontelbare knoppen, draden, schuiven, wijzertjes en metertjes. En oja. Dus is ook nog een ouwerwetse bandrecorder bij. Je weet wel, zoeen die je uitsprak als bentriekorder. Met van die hele grote spoelen erop. Zoon soort orgeltje is het. U mag het van mij rustig de helmachine noemen. Zoals Schimana hem bespeelt is dat geeneens een verkeerd gekozen term.
Want met Schimana achter dat apparaat klinkt het als woeoeoeoeoeoewoeoeoeoeoeoewoeoeoeoe heel de tijd maar woeoeoeoeoeoeoeoewoeoeoeoeoewoeoeoeoe. Of het klinkt als piepklojnk piepklojnk piepklojnk piepklojnk heel de tijd maar piepklojnk. Of het klinkt als skrieuw skrieuw skrieuw heel de tijd maar skrieuw skrieuw skrieuw. Of het klinkt als pluweluweluwepluweluweluwe heel de tijd maar pluweluwe. En het kinkt dan nog geeneens presies zo, want ge moet er ook nog een flinke bak ruis & distortsie bij peinzen ook.
Abstract begint het nog niet eens te beschrijven. Dit zou liefhebbers kunnen aanspreken van Steve Reich, Suicide, Kraftwerk, Conlon Nancarrow, Bodyhaters, Aphex Twin en Merzbow. Maar dan wel liefhebbers die al dat soort muziek allemaal tegelijk willen horen.
Höllenmaschine is IDM. Höllenmaschine is harsh noise. Höllenmaschine is musique concrete. Höllenmaschine is minimal. Höllenmaschine is krautrock. Höllenmaschine is elektro. En Höllenmaschine is dat alles niet. Wij zijn dat vingerspitsen en dat passende gevoel.
Peins ook Russolo met zijn lawaaimachines. Peins futurisme. Peins historiese scifi. Peins misschien toch wel een klein halfuurtje in de hel. Iedereen weet toch wel dat de hel veel betere muziek heeft dan de hemel?
U weet nu wel wie de schoen past. Trek hem aan. Loop naar de winkel. Koop uzelf een dag als nooit tevoren. Eindelijk iets anders. Eindelijk iets nieuws. Eindelijk de helmachine.
De Recensent
26 Minuten Höllenlärm. Nein, Lärm, reiner Krach, das ist es nicht, gleichwohl eine ungebrochene, forwärtsdrängende Energie, ein Strom, der Ohren, ja den gesamten Körper der Hörenden mit sich reißt in die Welt eines der ersten Synthesizer, desjenigen, den Robert Moog Mitte der 1950er Jahre für den österreichischen Komponisten Max Brand zu konstruieren begonnen hatte. Elisabeth Schimana hat dieses einmalige Instrument nicht nur für die Ausstellung „Zauberhafte Klangmaschinen“ (siehe freiStil ##21-23) im IMA, Institut für Medienarchäologie, Hainburg, reanimiert, sondern es erforscht. Sie hat sich tief in die fremden Welten seiner Oszillatoren und Schaltmöglichkeiten begeben. Für sie ist es eine Höllenmaschine. Distinkte Tonhöhen, gefärbtes Rauschen, dichtes Oszillatorpulsieren, all diese Klänge scheinen zu einem seltsamen Konglomerat zu verschmelzen, das sich, je nach Hörperspektive mal Tonhöhenbezogen, mal primär klangfarblich oder aber als pulsierendes Rauschband wahrnehmen lässt. Dann ist es still; statt dichter Klangballung isolierte, wenige, ruhige Klangkombinationen: als Spiegel. Inne halten, Lauschen. Höhen – Tiefen. Auch hier nimmt die Energie zu, sachte, aber unaufhörlich. Nach 26 Minuten: Abbruch, Stille. Nachklang im Ohr. – All das haben die beiden grandiosen Operater Manon-Liu Winter und Gregor Ladenhauf zum Leben erweckt, die, wie die Komponistin selbst, intensivste Forschungsarbeit im Spiel mit der Maschine vollbracht haben. P.S.: Im Booklet steht ein schöner Text von Ute Holl und Elisabeth Schimana: informativ, assoziativ, dem kleinen Mysterium des Synthesizers nachspürend. (pol)
freiStil
Die Höllenmaschine kommt stilvoll in einer dezenten Aluminiumschachtel daher und entpuppt sich als 25-minütiger Ritt auf des Teufels Schultern. Die musikalischen Sporen, die für das Vorankommen sorgen, bestehen aus dem Max Brand Synthesizer von Bob Moog, der von Manon Liu Winter und Gregor Ladenhauf bedient wird - und zwar so, als wollte man tatsächlich zum Erdkern kommen, um ihn zu sprengen. Subnoise extracts from hell.
Rokko's Adventures